Er is een behoorlijk apart lied dat waarschijnlijk afkomstig is uit het Engeland van de zestiende eeuw: ‘Hierusalem my happie home’ heet het. Willem Barnard heeft het bewerkt naar het Nederlands: ‘Jeruzalem, mijn vaderstad’ (LB.Gz.737). Een lied van verlangen naar de voltooiing en het leven bij God in de hemel, losjes gebaseerd op Openbaring 21-22.
Er wordt in dit lied gezongen over hoe het eraan toe zal gaan in de hemelse heerlijkheid. Naast de bekende beelden, geen honger en geen ziekte, geen verdriet en pijn, straten van goud en poorten van diamant, komen er ook wat aan de fantasie van de liedschrijver ontleende beelden voorbij: ‘David is daar met harp en al, koormeester van de stad, Maria, denkend aan de stal, zingt het magnificat’ ... ‘Te Deum zingt Ambrosius en alle vaders mee, Johannes en Gregorius zingen laudamus te’. Of wat dacht je van dit couplet: ‘En Luther zingt er als een zwaan en Bach, de grote Bach, die mag de maat der engelen slaan de lieve lange dag.’
Bach die de hemelse liturgie leidt
Ik vind het wel een mooi beeld: Johann Sebastian Bach die de hemelse liturgie mag leiden. Nu is er wel wat discussie onder theologen wie eigenlijk de grootste musicus aller tijden is. Zo vond Karl Barth de muziek van Mozart heel wat beter dan die van Bach, maar laten we ons maar niet in die discussie mengen. Ik zit me intussen wel af te vragen: Welke muziek van Bach is eigenlijk geschikt voor de hemel? Zeker in Nederland is Bach vooral bekend door zijn passionen: de Matthäus Passion en de Johannes Passion. Maar is dat muziek voor hemel? In de aanloop naar Goede Vrijdag of op de dag zelf luisteren veel mensen een van deze twee passionen. Maar als het Pasen is geweest, als we het feest van de opstanding vieren, moet er toch iets anders klinken. Hoe mooi ik de passionen ook vind, er zit ook wel wat een soort zwelgen in het lijden in.
Daarom aandacht voor een ander stuk van Bach: zijn Paasoratorium. Iets minder bekend, maar minstens zo indrukwekkend. Het begint met twee prachtige instrumentale delen, gevolgd door een koor dat zingt:
Kom, haast je en ren, snelle voeten,
ga naar de grot die Jezus bedekt!
Gelach en gescherts
vergezelt de harten,
want ons Heil is opgewekt.
Pasen zet je in beweging. Maar ook de verwarring en de aarzelend beginnende hoop en vreugde van die eerste paasdag krijgen muzikaal en in de teksten die volgen alle aandacht. Langzaam wordt gewerkt naar de diepe vreugde van Pasen, als Jezus’ leerling Johannes zingt:
Wij zijn verheugd dat onze Jezus weer leeft,
en ons hart, dat zopas nog wegsmolt en zweefde in droefheid vergeet de smart
en denkt na over vreugdeliederen, want onze Heiland leeft weer.
Uitgelaten zingen na Pasen
Prachtig! Pasen nodigt uit tot een lied van vreugde! En zo kan het paasoratorium met een uitgelaten lofzang eindigen die kan blijven doorklinken tot in eeuwigheid:
Mogen lof en dank uw lofgezang blijven, Heer.
Hel en duivel zijn bedwongen, hun poorten zijn verwoest.
Juich, o verloste tongen, zodat het in de hemel te horen is.
Open je schitterende poorten, o hemelen, de leeuw van Juda nadert zegevierend!