Het is de tijd van grauwe dagen. Alles is grauw en grijs!
Daar wordt je niet vrolijk van. Nee, als het zonnetje schijnt en de pracht van de natuur ons oog streelt. Honderden verschillende bloemen in allerlei kleuren en vormen. Prachtige vogels met bonte kleurenpracht of zwart, maar prachtig zingend hoog in een boom, die vol in blad staat of getooid is met naalden. Daar worden we blij van. Dat geeft een goed gevoel. Die rijke schakeringen maakt dat je je de koning te rijk voelt. Je komt ogen te kort en je wijst de ander ook op die mooie dingen en op de schoonheid ervan.
Hoe kan het dan dat we dat gevoel blijkbaar niet hebben wanneer we naar de verscheidenheid en de veelkleurigheid van de gemeente kijken ? Hoe kan het dat we dat zien of ervaren als een probleem ? Doen we de Koning niet te kort, in plaats van dat we ons de Koning te rijk voelen ? Hij heeft die veelkleurigheid geschapen. Wie zijn wij dan om dat af te keuren ? Hij geeft een ieder zijn of haar talenten en gaven. “Al deze gaven worden geschonken door één en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil”, 1 Korintiërs 12 : 11. Als wij dus het moeilijk hebben met die veelkleurigheid van de gemeente zeggen we dan eigenlijk niet dat de Geest blijkbaar Zijn werk niet goed gedaan heeft ? Wanneer wij de veelkleurigheid van de gemeente afwijzen en daar een probleem van maken, geven we dan niet de Duivel voet ? Hij kan dan lekker stoken in de Kerk. Daar worden niet alleen wij niet beter van, maar het verdriet onze Heer en Heiland.
Maar hoe moeten we daar dan wel mee omgaan?
Daarvoor is een soort van gedragscode in de Bijbel mee gegeven. Die gedragscode geeft dat er een veilige sfeer ontstaat in de gemeenschap waartoe je behoort. Is dat niet wat zwaar aangezet ? Hoezo, er zijn toch ook regels in het verkeer? Niet door rood rijden bijvoorbeeld. Dat is niet om je te pesten en te hinderen, nee die regel is er om je te beschermen voor ongelukken. Zo zijn er ook sociale regels in de maatschappij. Je blijft van elkaar af. Dat is een regel ter bescherming, vooral voor de zwakken en de kwetsbaren onder ons.
Zo kent het gemeenschapsleven in het huisgezin van God ook een gedragscode.
Bijvoorbeeld; “Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf”, Romeinen 12 : 10. Of “Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden ? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid”, Jakobus 3 : 13. Of “Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. Want op grond van het oordeel dat je velt zal er over je geoordeeld worden en met de maat waarmee je meet zal jou de maat genomen worden”, Matteüs 7 : 1 en 2.
En zo zijn er wel meer te noemen, maar ik beperk me even tot deze drie.
In de wereld is het gewoon dat er een strijd is, jouw haan moet koning kraaien. Maar zo hoort het niet in het Koninkrijk der Hemelen. Dat past niet bij de stijl van Jezus en dus ook niet bij de stijl van zijn discipelen, zijn leerlingen. Bij ons dus. Hij onze Heer geeft het goede voorbeeld in Johannes 13 : 15; “Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.” Elkaar dus niet de oren wassen, maar elkaar de voeten wassen !
Bovendien is het heel gevaarlijk wat je doet, want met de maat waarmee jij meet zal jezelf ook gemeten worden. In Matteüs 7 heeft Jezus het over de balk in je eigen oog. En dat het zo is en het zo werkt bewijst hij ook met zijn oproep in Johannes 8 : 7; “Wie van u zonder zonde is laat die als eerste een steen naar haar werpen”.
Wat een ontdekkende uitspraken van Hem die werkelijk zonder zonde is en was. Wij hebben geen recht van spreken. We kunnen beter onze mond houden, want op het moment dat we deze tegen iemand openen veroordelen we onszelf. Wijzen we met één vinger naar een ander dan wijzen er vier naar onszelf.
Als het goed is maakt dat je deemoedig. Je buigt je hoofd in schaamte. Wat maakt mij nu beter dan die ander ? Niets, helemaal niets !
God heeft iedereen uniek geschapen. Je bent zo gewild. Je bent een schepping naar Zijn wil. Hij heeft een plan voor jouw leven en Hij gaat met jouw een eigen weg. Met ieder van ons. Dat is voor niemand anders. Wanneer je je dat realiseert, dan ga je iets begrijpen van die veelkleurigheid die God geschapen heeft. Hij geeft ons daarin zoveel mogelijkheden. Wat ik niet heb, wat ik niet kan, dat kan een ander weer. Wat ik niet weet, of wat ik niet zie, dat ziet of weet een ander weer. Daar worden we allemaal rijker van. Daar wordt ons leven rijker van. Dat is geen bedreiging, dat is een verrijking. Dat is een gave van onze goede God.
Wanneer wij er dan naar streven één te zijn in vrede, dan geven we de Duivel geen voet.
Dan zal Gods gemeente bloeien en groeien en tot zegen zijn van onszelf en van anderen.
Dus moeten we toch hetzelfde worden ? Nee, eenheid is geen eenheidsworst.
Het betekent dat we samen werken aan één doel, in één geest, onder één Heer, in één geloof en door één doop. Zie Efeziërs 4 : 4 t/m 6. Laten we toch oog krijgen hoe fantastisch, hoe mooi en prachtig het is dat God deze rijke schakeringen in Zijn gemeente heeft gelegd. HIJ HEEFT DAT GEDAAN. Dat is geen toeval of stom geluk of een samenloop van omstandigheden, nee dat is God hand in Zijn gemeente en in ons leven. Laten we ons de Koning te rijk weten en voelen. En wanneer we met elkaar in gesprek gaan elkaar aanzien door de ogen van de Heer. Namelijk als een geliefd kind van God. Dan voelen we ons bij elkaar veilig en dan zullen we de echte éénheid ervaren, in de Heer.
Dat willen we toch allemaal, daar verlangen we toch naar ? Ik anders wel !
F. L.