Wandelen in goede gezindheid
De vakantie is weer achter de rug. We zijn uitgerust en hebben, als het goed is, genoten van Gods schepping en van al het moois waar Hij de mens toe in staat heeft gesteld te kunnen maken. Vaak zouden we willen dat we dat ontspannen gevoel, die rust en ruimte in onze geest zouden kunnen vasthouden. Maar hoe doe je dat? Hoe voorkom je dat je jezelf weer laat meesleuren in de mallemolen van het leven van elke dag? Zijn daar antwoorden op te vinden in de Bijbel? Laten we daar in deze Wandelgesprekken eens bij stil staan.
ROMEINEN 8 : 1 T/M 11
DE GEZINDHEID VAN DE GEEST
Er is een manier waarop je dat ontspannen gevoel, die rust en ruimte vast kunt houden: Loslaten! ‘Dat is vreemd’, zal je misschien zeggen, ‘vasthouden door los te laten’. En toch is het zo. Je moet het loslaten alles zelf in de hand te willen houden. Je moet jezelf overgeven, je overgeven aan de Geest. Niet zelf proberen om de dingen in je leven te organiseren. Jaren lang is het de mensen wijsgemaakt dat het leven maakbaar is. Als je maar wil en je je kansen grijpt dan kan je bereiken wat je maar wilt. Maar als de Coronaperiode ons één ding pijnlijk heeft geleerd is dat dit een illusie is. Er behoeft zich maar een besmettelijk virus voor te doen en de hele maatschappij komt piepend en krakend tot stilstand. Plannen gaan niet door, carrières worden afgebroken. Mensen moeten omzien naar andere bronnen van inkomsten. En ga zo maar door. Het leven is niet maakbaar. Het overkomt je. Voor mensen die vol initiatieven zitten is dat moeilijk. Iemand die daar ook van mee kan praten was Paulus. Hij was een man van de daad, meer nog dan van het woord. Hij trok er op uit, om het evangelie te verkondigen. Maar de Heer zond Paulus een indringende boodschap. Het zou niet zo gaan zoals hij dat wilde. Hij kreeg bezoek van een profeet uit Judea, ene Agabus. Hij “pakte Paulus’ gordel en bond daarmee zijn eigen handen en voeten vast. Toen zei hij: ‘Dit zegt de Heilige Geest: zo zal de man van wie deze gordel is, worden vastgebonden door de Joden in Jeruzalem, die hem aan de heidenen zullen uitleveren” Handelingen 21 : 11. Wat leerde Paulus daaruit? Dat verwoordt hij in de eerste tekst, Romeinen 8 : 1 t/m 11. Dat het de Geest is die ons leven wil leiden. Leg je leven in Zijn hand. Laat je door Hem bij de hand nemen en gehoorzaam Hem en dan komt het goed. Daarom vluchtte Paulus ook niet na wat de profeet Agabus hem had gemeld. Hij wist dat als hij de Geest zou gehoorzamen het goed zou komen, hoe dan ook. Dat geeft rust en ruimte. Jij behoeft het niet allemaal zelf uit te vinden. Je behoeft het niet zelf en alleen te doen. Gehoorzaam Gods Geest en leef dus in de gezindheid van de Geest en niet in de gezindheid van het vlees, of met andere woorden, naar je eigen zin. Want jouw verstand is beperkt, je kunt nog geen seconde vooruit kijken. Maar de Geest is God en Hij kan de toekomst overzien en weet wat goed voor jou is. Hij ziet de valkuilen en de gevaren en wil jou veilig daar omheen naar huis leiden. En als je Hem volgt dan kom je ook veilig thuis. Leef daarom volgens de maatstaven van de Geest en in Zijn gezindheid. Laat de Geest, die in jou wil wonen, ook in je werken. Zo hoor je bij onze Here Jezus Christus. En de Geest van de Heer, schenkt jou leven, zelfs door de dood heen.
FILIPPENZEN 2 : 1 T/M 11
DE GEZINDHEID VAN CHRISTUS
Wie in de gezindheid van de Geest leeft, wandelt als een pelgrim in dit leven. Hij / zij is op weg naar dat Heerlijk oord, naar het Nieuw Jeruzalem. Op een pelgrimstocht ga je niet alleen en ben je niet alleen. Je trekt samen op. En door de gezindheid van de Geest voel je jezelf ook medeverantwoordelijk voor de ander. En dan blijkt dat die gezindheid van de Geest grenzeloos overvloeit in de gezindheid van Christus. De verbondenheid met de Geest leidt tot verbondenheid met Christus. Jezus kwam naar deze wereld om voor onze zonden te betalen met Zijn bloed. Om óns vrij te kopen. En het weer goed te maken met Zijn Vader, die daardoor ook weer onze Vader is. “U hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te worden- door Hem roepen wij God aan met ‘Abba Vader’”, Romeinen 8 : 15b. Maar dan is het vanzelfsprekend dat wij ook in de gezindheid van Christus leven. Jezus had Zijn leven over voor de ander. Hij leefde voor de ander, niet voor zichzelf. O, dat had Hij zomaar kunnen doen. Hij is immers God. Hij had zich niets van ons behoeven aan te trekken. Lekker kunnen doen wat Hij zelf wou. Alleen zich bezighouden wat Hem leuk en goed leek. Maar dat deed Hij niet. Hij kwam met een missie naar deze, in zonden liggende, aarde. Hij stelde Zijn leven in dienst van de ander. Hij verloor Zijn leven voor de ander. Dat is de gezindheid van Christus. Dat we niet voor onszelf leven. Zo van; ikke ikke en de rest kan stikken. Maar ook niet; ik heb aan de ander geen boodschap. En ik heb het zo druk, nee, je moet van mij niet vragen om iets voor een ander te doen. “Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, die zal het behouden”, Mattheüs 10 : 39. Hoe meer ik over deze uitspraak van onze Heer nadenk, hoe meer ik er van overtuigd ben dat dit niet alleen te maken heeft met als martelaar sterven om je geloof. Maar het heeft volgens mij een veel diepere betekenis. Je moet jouw leven verliezen in Hem. Dus niet meer leven als een ongelovige in het vlees. Alleen je eigen zin doen, je door je eigen driften en belangen laten leiden. Nee, leven in de gezindheid van de Geest in Christus. Je hele leven in Zijn dienst stellen. En als je dan je vrije tijd verliest, omdat een ander je nodig hebt. Dan verlies je iets van jouw leven om er voor de ander te zijn. Dat is de gezindheid van Christus. ‘Is dat niet moeilijk’? Jazeker, want voor de westers mens is dat niet vanzelfsprekend. Wij willen autonoom zijn, zelfs wij christenen, diep in ons hart. Maar wie beseft wat de Heer voor hem of haar gedaan heeft, dat écht beseft, die wil uit dankbaarheid leven en wandelen in Zijn gezindheid. En dus omzien naar de ander, ookal betekent dat soms jezelf wegcijferen.
EENSGEZINDHEID
Wie in de gezindheid van de Geest en de gezindheid van Christus wil leven die leeft ook in eensgezindheid. Dat wil zeggen die hebben de neuzen allemaal in dezelfde richting. Namelijk de richting naar het Vaderland, het Nieuw Jeruzalem. Daar zijn we dan samen naar op weg. En dan zorgen we dat er niemand achterop raakt. We ondersteunen elkaar en vuren elkaar aan; ‘kom op, nog even, we zijn er bijna’. Maar we corrigeren elkaar ook; ‘nee, niet die kant op, dat is de verkeerde weg, zo kom je er niet’. We spelen ook geen haantje de voorste, nee, we volgen de Geest. Hij leidt ons. We leiden niet onszelf. Als we dat doen dan blijven we vreedzaam samen op de pelgrimsweg. Moeten we het dan altijd helemaal precies hetzelfde doen? Nee, want de ene wandelt, de ander sjokt en weer een ander huppelt. Maar we komen er allemaal. De één is rijk gekleed en de ander sjoffel, de één is modern, de ander misschien ouderwets. Maar allemaal zijn we op weg. We zijn allemaal anders, maar ook allemaal kinderen van één Vader. Laten we dan eensgezind in Zijn gezindheid onze pelgrimsweg samen wandelen. En “samen in de naam van Jezus heffen wij een loflied aan, want de Geest spreekt alle talen en doet ons elkaar verstaan”, Lied 167 GK. Dat wens ik ons toe.
F.L.