Wandelen met hoop
Bent u een hoopvol mens? Of ziet u de toekomst somber in? Er is ook zoveel aan de hand in de wereld. Je zou de moed verliezen. Maar het laatste sterft de hoop, zo wordt vaak gezegd. Maar klopt dat wel? Mensen zijn veel minder hoopvol, zo bleek uit onderzoek. Waar haal jij hoop uit? Of beter bij wie haal jij hoop? Of is het hopeloos? Laten we daar eens bij stilstaan samen in deze Wandelgesprekken. Wat kunnen we uit de Bijbel leren, samen.
ROMEINEN 5 : 1 T/M 11
POSITIEF !
In de Bijbel is hoop altijd positief. Hoop staat tegenover vrees. We kennen dat ook van de uitdrukking tussen hoop en vrees leven. Hoop is positief en vrees is negatief. Maar wat voor lading heeft het woord, of misschien beter, het begrip hoop eigenlijk zelf. In onze westerse wereld is dat woord behoorlijk gedevalueerd. Hoop wordt vaak uitgelegd in de trant van; ‘Je weet het niet he, of dat wel zal gebeuren, maar je kunt er natuurlijk altijd nog op hopen’. Dan wordt hoop zoiets als de laatste redding, de laatste mogelijkheid. Maar dan lijkt hoop meer op wanhoop. Dan wordt het maar afwachten, dus. Zo gebruikt de Bijbel het zeker niet. In de Bijbel is hoop niet afwachten, maar verwachten. We verwachten het dan van God. En wat verwachten we dan? Onzichtbare dingen. Paulus schrijft in Romeinen 8 : 24b; “Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen , zou het geen hoop meer zijn. Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien?”. Dus we hopen op onzichtbare dingen. Moeilijk te begrijpen? Laat ik een voorbeeld geven. Een kind is bijna jarig en vader en moeder hebben hem of haar een nieuwe fiets beloofd. Dat kind hoopt dat het maar snel zijn of haar verjaardag zal zijn, want dan krijgt hij of zij een mooie nieuwe fiets. Dat die verjaardag komt staat vast. En dat hij of zij een nieuwe fiets krijgt ook. Maar hoe die eruit ziet en wat voor kleur die heeft en of het een nieuwe of tweedehands fiets is en of hij handremmen of terugtrapremmen heeft, dat wordt pas duidelijk als hij of zij het papier van het cadeau mag halen op zijn of haar verjaardag. Hier is hoop dus verwachten. De dag komt. Het cadeau is er. Maar je hebt het nog niet in handen, je hebt het nog niet gezien. Zo is het ook met de hoop van een christen. Waarop we hopen hebben we nog niet gezien, maar we hebben wel de verzekering dat we het zullen ontvangen. Dat is een zekerheid, daar mag je op vertrouwen. Tegelijk leert ons dat ook, dat we het niet moeten verwachten van wat we wel zien. De dingen in deze wereld. Van machten of machthebbers, van geld en goed. Van ons vernuft en slimheid. We zullen daar telkens in worden teleurgesteld. De geschiedenis zit er vol mee. De Romeinen vertrouwden op hun macht en de Pax Romana. Maar het Romeinse rijk is al lang verleden tijd. Of men hoopten op een sterke leider, maar de meeste ervan liggen reeds op het kerkhof. Dat waren zichtbare dingen, maar zichtbare dingen behoren bij dit aardse leven. En dit aardse leven is aangetast door de zonde. Je kunt dus nooit bouwen op iets dat in zichzelf verrot is. Daar moet je nooit je hoop op vestigen, want dan kom je bedrogen uit. Ze zijn van tijdelijke en vergankelijke aard. Paulus zegt in 2 Corinthiërs 4 : 18; “Wij richten ons niet op de zichtbare dingen maar op de onzichtbare, want de zichtbare zijn tijdelijk, de onzichtbare eeuwig”. En wat eeuwig is hoort bij God. Daarom halen wij onze hoop uit wat God heeft beloofd.
RELATIE
Want onze hoop is verbonden met God. Hij is de garantie, zou je kunnen zeggen, dat we ontvangen, wat we verwachten mogen. Hij wil een relatie met ons. En als we in relatie met Hem staan, dan ontvangen we Zijn beloften. Die beloften zijn geen loze toezeggingen. Nee, ze zijn vast en zeker. Net zo vast en zeker als God zelf. Daar mogen we op vertrouwen en daar kunnen en mogen we op hopen. Onze hoop is verbonden met Gods beloften. Paulus verbindt de hoop, met geloof en liefde in 1 Corinthiërs 13. En dat is niet voor niets. Laten we met de voornaamste van deze drie beginnen, met de liefde. God houdt van ons. Zijn liefde heeft ons opgezocht. “ Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden”, 1 Johannes 4 : 10. Vanuit die liefde heeft God de Vader Zijn beloften gegeven, de vergeving van de zonden en het eeuwige leven. “Want God had de wereld zo lief dat hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft”, Johannes 3 : 16. En daar komt de tweede, het geloof erbij. Je moet in Hem geloven. Het geloof verbindt je aan de beloften van het eeuwig leven. En omdat je gelooft krijg je hoop. De hoop op dat wat je nu nog niet ziet, want we leven in een wereld vol van zonden en ongerechtigheid. Van ellende en dood. Maar van iets dat wel op ons wacht. Nu voor ons nog onzichtbaar, maar wel met eeuwigheidswaarde. Namelijk de vergeving van de zonde en het eeuwige leven. Net als die nieuwe fiets van dat kind. We zien het nog niet, maar we weten dat het komt. Want God heeft dat beloofd. En wat Hij beloofd dat gebeurd ook. Dat heeft Hij in de geschiedenis laten zien. Hij beloofde de Messias, de Redder en Verlosser en Hij is gekomen. Als kindje in een kribbe in Bethlehem. Hij groeide op en als volwassen man, leed Hij aan het kruis op Golgotha. Daar stierf Hij voor onze zonden. En zo bracht Hij verzoening tussen God en ons. Het was weer goed met Vader. We mogen weer tot Hem gaan. Want zegt Paulus: “Nu wij rechtvaardig verklaard zijn op grond van geloof, leven wij in vrede met God door onze Heer Jezus Christus. Dankzij Hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is en mogen we ons laten voorstaan op de hoop om in Zijn luister te delen”, vers 1 en 2 van onze Bijbeltekst. Wie bij God horen, mogen tot Hem komen. We zijn Zijn kinderen. “Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen. Want dan zien we Hem zoals Hij is”, 1 Johannes 3 : 2. Wie in God gelooft, Christus Jezus als zijn Heer en Redder aanvaard, die is dus nu al een kind van God. En dat houdt een belofte in zichzelf in. Daar mogen we op hopen.
CHRISTUS
Want onze hoop is veel meer dan een paar beloften. Onze hoop is niet iets, maar Iemand. Paulus zegt het zo, als hij schrijft aan Timotheüs; “Van Paulus, apostel van Christus Jezus in opdracht van God, onze redder en van Christus Jezus, onze hoop”, 1 Timotheüs 1 : 1. Onze hoop is dus niet iets, maar Iemand. Christus Jezus is de hoop in eigen persoon. Hij is de levende Heer. Wie dus op Hem hoopt komt nooit bedrogen uit. Wie hoopt op de Heer. Je kunt het nog sterker zeggen, wie hoopt op de levende Hoop, die is nooit hopeloos. Een gezegde luidt; en het laatste sterft de hoop. Nu bij Jezus Christus, de levende Hoop, sterft de hoop nooit. Hij is de eeuwige God. En weet je wat nu zo mooi is? Als Hij straks terugkomt dan worden we gelijk aan Hem. De hopenden worden gelijk aan de levende hoop. Daarom kijken we reikhalzend uit naar Zijn wederkomst. Dat is onze hoop, waarvan we mogen getuigen. We worden dan één met Hem. Christus in ons en dan volkomen. Laten we dan verantwoording afleggen over de Hoop die in ons is ( 1 Petrus 3 : 15). En zo ook daarvan getuigen en zingen; "Er is een toekomst vol van Hoop, dat heeft God aan ons beloofd", ( Sela). Want Christus is onze Hoop.
F.L.