Wandelen met Jezus; in liefde.
Hebt u dat wel eens ervaren, een onverwachte vriendelijkheid? Iemand die voor u de deur openhield, terwijl u met uw handenvol stond? Of iemand die u hielp de wandelwagen uit de bus te tillen, omdat u dat niet helemaal alleen kon? Het is een klein gebaar, maar wel een gebaar van mededogen. Maar hoe zit dat met de grote dingen van het leven? Nederland gaf gul voor de slachtoffers van de aardbeving in Turkije en Syrië. Is dat ook mededogen? Hoe moeten we dat zien en hoe spreekt de Bijbel daarover? En tegenover wie mag/ moet je barmhartig zijn. Dat zullen we in dit Wandelgesprek met elkaar onderzoeken. Aan de hand van de vijfde gelukkigverklaring “Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden”, Mattheüs 5 : 7.
LUCAS 10 : 30 T/M 37
DE NAASTE
Het woord barmhartigheid. We kennen het allemaal en als ik u vraag wat betekend dat, dan heeft u wel een zeker gevoel voor wat het zou kunnen betekenen, maar hoe omschrijven? Dan pak je het woordenboek erbij om te zien wat daarover gezegd wordt. In dit geval pakte ik ‘de Koenen’ erbij. En daar staat barmhartigheid = medelijden, mededogen. En wat ook opvalt is dat er twee Bijbelgedeelten worden genoemd. Namelijk; allereerst onze Bijbeltekst. Zelfs het woordenboek legt een directe link van de Bijbeltekst met de gelukkigverklaring die we in dit Wandelgesprek bespreken. Dat beroemde verhaal over de Barmhartige Samaritaan. Wat Jezus in de Bergrede leerde illustreert Hij in deze gelijkenis. Daarmee zijn deze Bijbelteksten onlosmakelijk met elkaar verbonden. En dat zagen de samenstellers van ‘de Koenen’ dus heel goed. Maar aan die uitleg van Jezus lag een vraag van een wetgeleerde ten grondslag. Namelijk “Wie is mijn naaste”? , vers 29 uit Lucas 10. En laten we er maar geen doekjes om winden, ook wij kunnen bewust of onbewust deze vraag ook stellen in ons hoofd, als we zien dat iemand hulp nodig heeft. ‘Moet ik die nu wel helpen?’ ‘Is dat wel mijn taak?’ ‘Moet ik wel geven aan Giro 555?’ ‘Want komt dat geld wel goed terecht?’ En zo kan ik wel meer aanvullende vragen opwerpen. Maar Jezus leert ons in deze gelijkenis dat dit allemaal loze uitvluchten zijn. Ons hart moet als christen uitgaan naar die ander. Naar de naaste. We leven niet voor onszelf hier op deze aarde. Er zijn heel wat christenen die hun zaakjes goed op orde hebben. Ze gaan trouw naar de kerk. Betalen hun VVB. Zijn lid van allerlei gereformeerde organisaties. Sturen hun kinderen naar christelijke of gereformeerde scholen. Kortom ze hebben het goed en goed met elkaar in de kring, de bubbel, van christenen. Maar is dat wat Jezus van ons vraagt? In Galaten 6 : 10 staat; “Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten”. Je kan ook zeggen laten we dus (……) barmhartig zijn voor iedereen. Mij bekruipt soms het gevoel dat wij uit deze tekst soms een stukje hebben weggeknipt. Zo van; laten we dus in de tijd die ons nog rest, het goede doen , vooral voor onze geloofsgenoten. Maar er staat toch echt; voor iedereen. Dus ook niet-geloofsgenoten. De christenen in het oude Rome stonden erom bekent dat ze mensen hielpen, soms met gevaar voor eigen leven en geen onderscheid maakte tussen ongelovigen en geloofsgenoten. Daarom werden ze door velen op handen gedragen, ondanks het feit ze vervolgd werden. Dat was ook met die Samaritaan zo. Jezus koos niet voor niets hem als voorbeeld. Hij had een ander geloof, werd door de Joden met de nek aangekeken. Maar hij herkende die toegetakelde reiziger als zijn naaste en hielp hem zonder aarzelen.
DE ZWAKKE
En hoe staat dat dan met ons? Doen wij dat ook? Schieten wij meteen te hulp? ‘Ja maar’, zal je zeggen, ‘soms kunnen we dat niet, omdat het te groots of te ver weg is’. Ja, daar heb je gelijk in, het leed en de slachtoffers van een aardbeving is vaak veel te groot voor één mens. En ook is het vaak ver weg. Maar je kunt wel helpen, namelijk door hen te helpen die wel hulp kunnen bieden. En vaak gaat dat via een gift, in geld of goed. Soms wordt dat voorgesteld als je schuldgevoel afkopen. Nou daar denk ik anders over. Je helpt anderen helpen. En als dat meteen je schuldgevoel afkoopt, wat dan nog. Als je naaste die hulp nodig heeft maar geholpen wordt, toch? Zij die hulp nodig hebben zijn soms ook dichtbij. En nu komen we bij het tweede Bijbelgedeelte dat ‘de Koenen’ vermeld Mattheüs 25 : 31 t/m 46. Waar Jezus de mensen bij het oordeel scheidt in schapen en bokken. En nu mag je jezelf afvragen, ben ik een schaap of een bok? Help ik de zwakke in de samenleving om mij heen? Kleed ik de naakten, geef ik de hongerigen te eten? Laat ik de dorstigen drinken? Bezoek ik de zieken of zij die in de gevangenis zitten? Dat zijn werken van de barmhartigheid. Ook dit Bijbelgedeelte kan je niet los zien van de gelukkigverklaring. Hoe vaak draaien wij ons hoofd om als we een dakloze zwerver ontmoeten? Dat kan uit verlegenheid zijn, maar vaker kijken we op zo’n iemand neer. En we gedragen ons vaak helaas ook nogal eens bokkig. Als we beweren dat het hun eigenschuld is dat ze in die situatie zitten. Daar hebben we dan geen boodschap aan. Ik ben lid van de Adviesraad Sociaal Domein van de gemeente. En ik kan u verzekeren, dat 98 % van hen dit buiten hun schuld om is overkomen. Ja, het kan u zelfs zomaar overkomen. Wees dus een schaap! Een schaap van christus kudde, die omkijkt naar de zwakkeren in de samenleving. Wees dus barmhartig. ‘Hoe doe je dat dan?’ ‘Ik kan toch moeilijk zomaar een zwerver van de straat plukken?’ Ook hier geldt weer; help anderen helpen. Er zijn tal van organisaties die zich bezighouden met hulp bieden. Bijvoorbeeld City -pastoraat De Herberg, die ook als inloophuis voor dak- en thuislozen functioneert. Die kan je steunen met een gift, maar ze vragen ook vrijwilligers om te helpen. Mogelijkheden genoeg dus.
DE OPDRACHT
In Mattheüs 22 : 37 t/m 39 geeft Jezus ons een opdracht; “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf”. Uit die liefde, die tevens een eerbewijs aan God is voor Zijn reddende liefde voor jou, heb je de ander lief. Dan kijk je naar de ander om, naar je naaste. In dit gebod staat; naaste. Dat is hij of zij die God op jouw weg plaatst. Dus naaste is niet gelijk aan christen. Het zijn ook niet-gelovigen of anders-gelovigen. Het is een opdracht naar de ander om te zien. Dus niet het hoofd wegdraaien of om het maar eens plat te zeggen, je kont eronder vandaan te draaien. Want let op de uitkomst van Mattheüs 25. Wie barmhartig is zal barmhartigheid ontvangen, hij of zij mag ingaan in het feest van Zijn Heer. Wie de ander liefheeft en in liefde en mededogen naar de zwakken omziet, dichtbij en ver weg, laat zien dat hij of zij iets begrepen heeft van de liefde die de Heer aan jou betoond heeft. Toen Hij jou redde door Zijn dood aan het kruis, uit onze zondedoodsnood. Hij had dat zelfs voor jou over. Zou jij dan niet wat overhebben voor een ander in nood. Want wat je gedaan hebt voor één van de geringste van Mijn broeders of zusters dat heb je voor Mij gedaan, zegt Christus. Christus maakt dit dus heel persoonlijk. En als je dat doet dan behoor je tot de schapen, Zijn schapen en mag je eeuwig leven met Hem. Daar kan geen beloning tegenop, zelfs geen lintje van de koning. Zorg dus dat je erbij bent.
F.L.