
Wandelen met Jezus, met opgeheven hoofd
Bent u ook wel eens onjuist bejegend? En was dat omdat u christen bent? Of omdat u naar de kerk gaat? Misschien bent u genegeerd en niet uitgenodigd omdat u christen bent. Of heeft men nu juist precies op zondag iets georganiseerd, zodat u niet mee kon, omdat u naar de kerk gaat. Of was het soms een snerende opmerking over kerkmensen. Of een collega die juist meer ging vloeken, nadat u hem of haar had gevraagd dat niet te doen. Zo zijn er tal van voorbeelden, waaruit kan blijken dat u om uw christen zijn onjuist bejegend wordt. Hoe moet je daarmee omgaan? Hoe moet je daarop reageren? Laten we in dit Wandelgesprek eens daar bij stilstaan. Aan de hand van de laatste gelukkigverklaring uit Mattheüs 5 : 11; “Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten”.
MATTHEÜS 10 : 16 T/M 33
DE MEESTER
"Gelukkig zijn jullie wanneer ze jullie omwille van Mij uitschelden….". Wie staat hier nu voorop? Wij met onze moeiten en klachten? Nee, het gaat om onze Heer, onze Meester. Hij staat hier voorop. Hij die voor onze zonden aan het Kruis heeft geleden en is gestorven en zo voor ons heeft betaald. Hem is het ergste aangedaan wat je je maar kunt voorstellen. Of beter we kunnen ons dat nauwelijks voorstellen. Wat Hij heeft moeten doorstaan, voor ons. En vergeet niet dat begon al bij zijn geboorte. Daar kwam de Zoon van God uit zijn hemelse woning op deze verdorven aarde. Vervolgens groeit Hij op tussen ‘een verdorven generatie’ ( Hand. 2 : 40 ). Rond Zijn eerste jaren was er moord en doodslag ( Matt. 2 : 16 ). Je zou kunnen zeggen, de zonde droop ervan af. Nee, niet van Hem, maar van alles en iedereen rond Hem. Dan begint Hij met Zijn missie, Zijn optreden in Israël. En wat een onbegrip en ongeloof komt Hij tegen. Nota bene van de Schriftgeleerden allereerst, terwijl zij toch uit de Schriften zouden moeten kunnen weten, wie Hij is. Maar nee, ze verspreiden laster over Hem. “Het is dankzij de vorst der demonen dat Hij demonen kan uitdrijven”, Mattheüs 9 : 34. Of ze proberen een valstrik voor Hem te zetten, “Dit zeiden ze om Hem op de proef te stellen , om te zien of ze Hem konden aanklagen”, Johannes 8 : 6. En tenslotte zochten ze een aanleiding om Hem te kunnen vermoorden, “Daar beraamden ze het plan om Jezus door middel van een list gevangen te nemen en Hem te doden”, Mattheüs 26 : 4. En toen ze Hem eenmaal gevangen hadden genomen, ging het nog een tandje erger. “De Hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden Jezus met behulp van een valse getuigenverklaring ter dood te veroordelen”, Mattheüs 26 : 59. Zelfs het recht wordt hier verdraaid en verkracht. Hem wordt willens en wetens onrecht aangedaan. Het blijft niet bij woorden, het wordt fysiek. “Daarop spuwden ze Hem in het gezicht en sloegen Hem”, Mattheüs 26 : 67. En ook bij Pilatus gaat het van kwaad tot erger. “Ze kleedden Hem uit en deden Hem een scharlakenrode mantel om, vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op Zijn hoofd, Ze gaven Hem een rietstok in Zijn rechterhand en vielen op de knieën. Spottend zeiden ze: Gegroet, koning der Joden, en ze spuwden op Hem, pakte Hem de rietstok af en sloegen Hem op het hoofd”, Mattheüs 27 : 29 en 30. Marteling en bespotting gaan hier hand in hand. Demonisch vermaak. En dan zegt Mattheüs 10 : 24 “Een leerling staat niet boven zijn leermeester en een slaaf niet boven zijn heer”. Als je dit alles hebt gelezen, dan houd ik van schaamte mijn mond dicht. Want mijn ‘lijden’ weegt niet op tegen dat van Hem(?).
DE LEERLING
Maar stelt mijn lijden dan niets voor? Moet ik mij dan niet aanstellen? Allereerst is er niemand die durft te beweren dat je jezelf aanstelt. Ook wat wij soms meemaken als christen aan weerstand kan heftig zijn. Als men je uitscheldt, treitert, pest. Als men je negeert of willens en wetens tegenwerkt. Als men onwaarheden over je rondbazuint. Of je onrechtvaardig behandeld. Men geloofd je niet, bijvoorbeeld, wanneer je valselijk wordt beschuldigd, terwijl de bewijzen duidelijk aanwijzen dat jij geen schuld hebt. Of men onthoudt je een promotie. Of men eist van je dat je op zondag werkt en als je dat niet wilt, ontslaan ze je. O nee, niet omdat je op zondag niet wil werken. Nee, ze bedenken wel iets anders. Bijvoorbeeld, dat het onderling vertrouwen is geschaad en ze daarom niet meer met je verder willen. Dat is allemaal heel pijnlijk en heel reëel. En het doortrapte, demonische is, dat het niet openlijke haat is. Nee, ze verpakken dat in fatsoen en schijn van recht. Maar het is daarom nog wel onrecht. Het is geen openlijke vervolging, maar het christelijk geluid en de christelijk invloed in onze maatschappij wordt stap voor stap teruggedrongen. Je ziet het in pogingen om het Christelijk onderwijs pootje te lichten. En recent een bericht in de krant dat men in Rotterdam de Zondagswet wil afschaffen, omdat een kerk bezwaar maakt tegen de overlast van evenementen die de eredienst verstoren. Allemaal bedekte vervolgingsmaatregelen, met schijn van recht en redelijkheid. Maar moeten wij daar verbaasd over zijn? Nee, want in Mattheüs 10 kondigt Jezus dit alles al aan, “Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van Mijn naam”, vers 22a. En dat is logisch, want als ze de leermeester al zo behandelen, waarom dan niet zijn leerling? Deze woorden zijn ook al in de Bijbel zelf duidelijk uitgekomen. Kijk maar hoe ze Paulus hebben behandeld, de grote leerling van de Grote Meester. “Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, ik ben driemaal met stokslagen gestraft, ik ben eenmaal met stenen bekogeld”. 2 Korintiërs 11 : 24 t/m 25a. Paulus heeft zijn deel gekregen en andere apostelen ook. Zijn deel, zeg ik bewust. Want zo hebben wij deel aan het lijden van Christus. We hebben weliswaar maar een heel klein deel, maar toch. Petrus zegt hierover; “Geliefde broeders en zusters, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen, en des te uitbundiger zal uw vreugde zijn wanneer Zijn luister geopenbaard wordt”, 1 Petrus 4 : 12 en 13.
DE BELONING
Mattheüs 10 zegt: “Voor een leerling is het voldoende dat hij wordt als zijn leermeester en voor een slaaf als zijn heer”, vers 25a. Je behoeft het lijden niet op te zoeken. Jezus heeft niet gezegd dat we het martelaarschap moeten nastreven. Nee, Hij vraagt ons alleen de wil van Zijn Vader te doen. En als je dan wordt vervolgd, uitgescholden, getreiterd, gepest, omdat je een kind van God bent. Weet dan dit. Allereerst je bent een kind van God. En hogere positie kan je niet verkrijgen in het leven. Daarom wandel met opgeheven hoofd, want je zal straks de eerkroon dragen. En verder je bent veilig, want al je haren zijn geteld. Je bent zeer kostbaar in Gods ogen. Je bent veilig geborgen in Zijn hand. En Jezus belooft “iedereen die Mij zal erkennen bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel”, vers 32 van onze Bijbeltekst. Door die erkenning lijk je op de profeten. En “als u gehoond wordt omdat u de naam van Christus draagt, prijs u dan gelukkig, want dat betekent dat de Geest van God in al zijn luister op u rust”, 1 Petrus 4 : 14. Daarom zegt Jezus; “Verheug je en juich want je zult rijkelijk beloond worden in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten”, Mattheüs 5 : 12. Ga dan met opgeheven hoofd en draag je lijden met koninklijke waardigheid, met blijdschap, als kind van God.
F.L.